asecos: Service en dienstverlening

8 Nederland Arbeidsomstandighedenbesluit Voor sommige arbeidsmiddelen geldt naast een onderhoudsplicht ook een aanvullende keuringsplicht. Dit is het geval voor de volgende twee situaties: 1. -Als de veiligheid afhangt van de manier van installeren (keuring na installatie). 2. -Als gebruik of invloeden van buitenaf leiden tot slijtage, veroudering of verslechtering (periodiek keuring). De wekgever moet zelf vaststellen of één of beide keuringsverplichtingen van toepassing zijn. Keuring na installatie voor het eerste gebruik De keuring na installeren moet plaatsvinden voordat het arbeidsmiddel voor de eerste keer in gebruik wordt genomen (art. 7.4a, eerste lid) en moet worden herhaald (art. 7.4a, tweede lid) als het arbeidsmiddel is gedemonteerd en/of op een andere plaats wordt geïnstalleerd. Bij keuring wordt beoordeeld of het arbeidsmiddel op de goede manier is geïnstalleerd en of het veilig en goed functioneert in de arbeidssituatie. Periodieke keuring op deugdelijkheid De keuring (art.7.4a, derde lid) voor tijdige opsporing van slijtage, veroudering of verslechtering moet periodiek plaats vinden. Met zo’n terugkerende keuring en de eventuele beproevingstest kan tevens worden nagegaan of er voldoende onderhoud wordt gepleegd, zodat gevaarlijke situaties voorkomen kunnen worden. Hoe vaak gekeurd moet worden, hangt af van het soort arbeidsmiddel en de intensiteit van het gebruik ervan. Regelmatig keuren waarborgt de deugdelijkheid van het arbeidsmiddel en de goede staat. In de toelichting van het Arbobesluit is minimaal één keuring per jaar als richtsnoer gegeven. Het is raadzaam om de uitkomsten van de risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E), die in het kader van het Arbobeleid wordt gemaakt, te betrekken bij het bepalen van de keuringsfrequentie voor elk arbeidsmiddel dat in gebruik is. Wie keurt de arbeidsmiddelen De wekgever bepaalt zelf door wie hij zijn arbeidsmiddelen laat keuren. Voorwaarde daarbij is dat door een deskundige persoon of instelling (art. 7.4a, vijfde lid) gebeurt. Dit kan bijvoorbeeld een onafhankelijk keuringsinstantie zijn, een onderhoudsdienst van een leverancier of de technische dienst van het bedrijf zelf. Voor een aantal arbeidsmiddelen geldt dat deze door een aangewezen onafhankelijke instelling moeten worden gekeurd, zoals: • Hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van schepen. • Duik en caissonsystemen • Drukapparatuur. • Containers. • Mobiele hijskranen en torenkranen met capaciteiten van 10 tonmeter of meer, liften voor personenvervoer. • Hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer. Voor deze categorieën arbeidsmiddelen zijn de keuringsverplichtingen specifiek uitgewerkt in het Arbobesluit of Warenwetbesluit. Werkgevers dienen zelf na te gaan welke keuringsverplichtingen voor hun arbeidsmiddelen van toepassing zijn. Bewijs van keuring bewaren. Op de arbeidsplaats moeten schriftelijke bewijsstukken (art.7.4a, zesde lid) aanwezig zijn van de uitgevoerde keuringen. Hiermee kan bij de toezichthouder --de Arbeidsinspectie-- worden aangetoond dat aan de keuringsplicht is voldaan.

RkJQdWJsaXNoZXIy NzIzNDY=